Vaktherapeuten

Branche-onderzoek onder vaktherapeuten

Branche-onderzoek onder vaktherapeuten

In 2018 hebben we als FVB samen met de vaktherapie-opleidingen een branche-onderzoek gehouden onder alle (bijna) afgestudeerde vaktherapeuten. We wilden in beeld krijgen hoe groot het werkveld is en hoe dit er uitziet. Het is een uitgebreid onderzoek geweest waarbij we veel informatie hebben verzameld. In het rapport zijn de uitkomsten terug te vinden. Hieronder zetten we de belangrijkste uitkomsten puntsgewijs op een rijtje. 

Profiel van vaktherapeuten

  • 13% is man, 87% vrouw.
  • Leeftijd is evenredig verdeeld over jong-medior-senior.
  • Noord-Nederland is ondervertegenwoordigd.

Potentiële markt

  • 67% van de respondenten werkt in het vakgebied. De rest is in opleiding, werkzoekend of werkzaam in een ander vak.
  • 80% van de respondenten vormt de potentiële markt (=werkzaam als vaktherapeut, werkzoekend als vaktherapeut of nog in opleiding). De FVB heeft een penetratiegraad van 71% in de totale groep respondenten. Dit komt neer op een penetratiegraad van 89% in de potentiële markt.

Werkzaam als vaktherapeut

  • 55% is in loondienst, 34% zelfstandig, 12% beide.
  • In loondienst richt men zich vaker op volwassenen, terwijl zelfstandig gevestigde vaktherapeuten zich op alle doelgroepen richten.
  • Zowel vaktherapeuten in loondienst als vvt-ers zien per week meestal tot 20 cliënten individueel.
  • Bijna alle vaktherapeuten werken individueel gericht. In loondienst wordt vaker ook met groepen gewerkt, dan dat zelfstandigen dit doen (78% resp. 40%). Zelfstandigen werken weer vaker met bedrijven.
  • Bijna iedere vaktherapeut specialiseert zich (92%). Het meest is dit ggz, jeugdzorg, kinder- en jeugdpsychiatrie, verstandelijk gehandicaptenzorg en onderwijs.
  • 69% van de vaktherapeuten is gespecialiseerd in een bepaalde methodiek, meest genoemd zijn cognitieve gedragstherapie, systeem/gezinstherapie en schematherapie.
  • Er is verschil te zien tussen problematieken waar zelfstandigen en vaktherapeuten in loondienst mee werken. Ook zijn verschillen per discipline te zien.
  • Vaktherapeuten bieden zowel in loondienst (44%) als als zelfstandige (72%) andere activiteiten aan. Denk aan workshops en cursussen, coaching, training en begeleiding.
  • Over het algemeen zijn mensen blij met hun werk (loondienst 87%, zelfstandige 78%). Minder prettig is de hoge werkdruk en de urenverantwoording bij mensen in loondienst en de vele nevenactiviteiten en het werven van cliënten bij vvt-ers.

Vrijgevestigde vaktherapeuten

  • Vergoeding bij zelfstandigen gebeurt voor het grootste deel uit aanvullende pakketten en cliënten die zelf betalen.
  • Zelfstandigen hebben moeite met het werven van cliënten.
  • Cliënten melden zich meestal zelf aan. Verwijzing gebeurt relatief weinig.

In loondienst

  • Vaktherapeuten in loondienst werken het meest in een ggz-instelling (43%), in een instelling voor verstandelijk gehandicaptenzorg (17%) of een verpleeghuiszorginstelling (13%). Er zijn wel grote verschillen per discipline.
  • De meeste vaktherapeuten in loondienst werken 17 tot 24 uur.
  • Twee werkgevers of drie is geen uitzondering: dit heeft 13 resp. 8 procent.
  • Vaktherapeuten in loondienst vinden het moeilijk om vaktherapie een plek in de organisatie te geven, want het is niet evidence based.

Opleiding tot vaktherapeut

  • Opleidingen sluiten goed aan bij praktijk. Geen grote verschillen tussen disciplines, hogescholen of afstudeerjaren.
  • Men geeft aan dat verdieping in de lessen mist als het om de diverse doelgroepen gaat.
  • Tip die men geeft is dat studenten een meer realistisch beeld gegeven wordt tijdens de opleiding als het gaat om de arbeidsmarkt.
  • Ook kan de praktijk meer betrokken worden bij de opleiding, denk aan gastdocenten.
  • Wens: meer ondernemerschap in opleiding en meer stages (bij vaktherapeuten) zodat de breedte van het vak in de stages terugkomt. Ook hulp bij het vinden van een stage is welkom.

Vaktherapeut of ….

  • Terug te zien is het thema vaktherapie versus afzonderlijke disciplines. Voor de een kan de omslag niet snel genoeg gemaakt worden, de ander wil dat er ruimte is voor de eigen discipline en heeft moeite met de aanduiding vaktherapeut/vaktherapie.

Lidmaatschap beroepsvereniging

  • Opvalt dat veel muziek-, drama- en beeldende therapeuten geen lid zijn van de beroepsvereniging (40%, 46% en 57% van de respondenten). Bij beeldend is dit deels te verklaren doordat 22% van de respondenten lid is van de NVKT.
  • Leden zijn vaker ook nog lid van bijvoorbeeld RBCZ of een vakbond dan niet-leden.
  • Tevredenheid over FVB geeft geen verschil tussen de verenigingen. Een kwart tot een derde is neutraal, meer dan de helft is tevreden en rond de 10% is zeer tevreden.
  • Tevredenheid over de beroepsvereniging geeft ongeveer hetzelfde beeld, met het verschil dat de NVvMT veel meer scoort op tevreden/zeer tevreden en minder op neutraal.

Behoeftes en wensen

  • Bij de vraag naar behoeftes en wensen valt op dat leden meer behoefte hebben aan cursussen, product- en modulebeschrijvingen en overzicht van evidenties van methodieken en interventies. Leden hebben betere toegang, maar blijkbaar ook meer behoefte. Dit kan komen doordat verenigingen vooral mensen trekken die serieus bezig zijn met hun vak.
  • Veel zaken die men noemt lopen al. Wel valt de behoefte aan cursussen en diepgaande scholing op.

Zie ook  brancheonderzoek