Vaktherapie en het Zorgprestatiemodel: Uitdagingen, signalen en acties

09 december 2024

Binnen de instellingen voor ggz en forensische zorg (fz) wordt gewerkt met het zorgprestatiemodel (ZPM) als bekostigingsmodel. Ook de behandelingen van vaktherapeuten zijn via het Zorgprestatiemodel declarabel voor de werkgever.  Vaktherapie Nederland houdt de afgelopen jaren signalen uit het ggz- en fz-veld bij, om te weten welke problemen vaktherapeuten in de praktijk ervaren sinds het ZPM is ingevoerd (januari 2022). Recentelijk is daarnaast met een enquête onder vaktherapeuten werkzaam in de ggz- en fz-instellingen specifiek navraag gedaan naar problemen die zij in de praktijk van werken met ZPM ondervinden.

Samenvatting veldsignalen
De sinds 2022 bijgehouden signalen die uit het ggz- en fz-veld kwamen én de opgehaalde signalen
met de enquête blijken in lijn met elkaar. Alhoewel de omvang van de signalen klein was (13
ingevulde enquêtes) bevestigde de inhoud van de antwoorden wel sterk de in de afgelopen jaren  verzamelde signalen van vaktherapeuten die bij de commissie loondienst van Vaktherapie Nederland binnenkwamen. Twee veldsignalen die direct te maken hebben met het ZPM staan daarbij centraal en worden hieronder toegelicht.

1. De 4 minuten vaktherapie per cliënt per dag bij Verblijfsprestatie ZPM (=klinische setting/ opname) is te weinig
Volgens het ZPM is er 4 minuten per patiënt per dag voor vaktherapie financieel beschikbaar (klinische setting). Dit blijkt in de praktijk veel te weinig. Praktijkvoorbeeld: in een kliniek waar gemiddeld 60 tot 65 cliënten verblijven, kan er aan 30 cliënten 1 uur vaktherapie aangeboden worden. Terwijl in het behandelbeleid is bepaald dat elke cliënt vaktherapie zou moeten krijgen. Het leidt bij sommige instellingen daardoor tot krimp van het team vaktherapie óf men wordt verzocht de uren meer ambulant te gaan inzetten. Dit kan niet de bedoeling zijn als cliënten in opname al vaktherapie nodig hebben.

2. Er is een tekort aan indirecte tijd
In de praktijk worden hogere productienormen (en daarmee minder tijd om uit te werken of voor te bereiden) ervaren. Door deze prestatiedruk is er te weinig tijd om als behandelaar te schakelen of weer op te laden. Er moet teveel gebeuren mét de patiënt. De indirecte tijd moet zoveel mogelijk in de directe tijd geschreven worden: dit gaat ten koste van het cliëntcontact.

Doordat er toch meer indirecte tijd gemaakt wordt, wordt het halen van de productienorm lastig.
Het tekort aan indirecte tijd binnen het ZPM is een breder gedeeld probleem: ook andere beroepen in het ZPM geven dit aan. Dat komt doordat deze medewerkers nog meer indirecte tijd hebben door bijvoorbeeld intakeverslagen, verslagen van psychologische onderzoeken en huisartsenbrieven. Het gebeurt regelmatig dat afspraken over het uur of net daaronder stoppen- het levert gaten in de agenda- terwijl die tijd wel aan de cliënt is besteed. Dit geeft de werkgever een vertekend beeld van de daadwerkelijke face to face uren. Het ZPM is te weinig inzichtelijk voor wat betreft de indirecte tijd die voor kwaliteit van zorg noodzakelijk is om groepen en individuele behandelingen gedegen voor te bereiden. Taken, zoals multidisciplinair overleg, literatuur bijhouden, observatie, verslaglegging worden in het ZPM te weinig meegenomen.


Uitkomsten overleg Vaktherapie Nederland met NZa
Vaktherapie Nederland heeft een goede werkrelatie met NZa, waarin ook bovengenoemde signalen uitgebreid en constructief zijn besproken.  Je leest hieronder wat de uitkomsten van dit overleg zijn.

  • De 4 minuten vaktherapie per cliënt per dag in de verblijfsprestatie dient volgens NZa door de werkgevers gehanteerd te worden als gemiddelde, waarvan hetzij naar boven, hetzij naar beneden afgeweken kan worden. Het is nooit de bedoeling geweest om op ggz- en fz-locaties strak 4 minuten te laten hanteren. Het is met nadruk géén 4 minuten regel. Dat betekent dat op plaatsen waar er meer vaktherapie nodig is op basis van behandelbeleid en behandelplannen, méér dan 4 minuten mogelijk moet zijn.
  • NZa hoort graag bij welke instellingen het signaal actueel speelt, zodat zij daarop gericht actie kunnen ondernemen. Oproep aan vaktherapeuten: geef dit door aan Vaktherapie Nederland via m.hoogvliet@vaktherapie.nl en loondienst@vaktherapie.nl zodat zij het met NZa kunnen communiceren.
  • NZa stelt daarnaast voor de in het verleden (2021) hierover naar werkgevers over dit onderwerp verstuurde brief te herhalen. Zodat het signaal vanuit Vaktherapie Nederland nogmaals namens NZa goed bij de werkgevers onder de aandacht wordt gebracht. 
  • Deze brief zal in het voorjaar 2025 door NZa worden verstuurd, op een moment vóór de financiële besprekingen.
  • Er loopt al een kostprijsonderzoek waaruit zal blijken of het destijds (2022) vastgestelde gemiddelde van 4 minuten wellicht bijgesteld moet worden naar boven.
  • NZa biedt aan om op Het Vaktherapeuten Congres (22 maart 2025) een presentatie te houden en vragen te beantwoorden over het ZPM. Dit staat nu als “College Tour “- presentatie in het middagprogramma van Het Vaktherapeuten Congres. Dus schrijf je hiervoor in als je geïnteresseerd bent!
  • NZa nodigt Vaktherapie Nederland uit om deel te nemen aan de reguliere overleggen die er zijn in het kader van Evaluatie ZPM. Martin Hoogvliet zal als beleidsadviseur ggz van Vaktherapie Nederland hieraan deelnemen.
  • Het signaal van de indirecte tijd is via een rechtszaak die jegens NZa over dit onderwerp is aangespannen al vanzelfsprekend onder hun aandacht. Het voegt zich in die zin in de rij van al binnengekomen bezwaren. Het wordt gezien dat dit een issue is dat breder leeft bij de beroepen in het werkveld. Het wordt dus zeker serieus meegenomen in de Evaluatie ZPM. 
  • Via de Nederlandse ggz zet Vaktherapie Nederland in op het verzamelen van ondersteunende data betreffende aantal verrichtingen/ aandeel in de zorgproductie.

 

Dit nieuwsbericht is opgesteld en gepubliceerd door Vaktherapie Nederland op 9 december 2024. 

Zie ook  zorgprestatiemodel ZPM